dinsdag 31 januari 2012

Zeg sorry! Over de implicatie van een simpel woord en de strijd om wie het uitspreekt.

Terwijl ik met een net ingeschonken hete kop koffie naar een opdrinkplekje loop, slaat  een medebezoeker tijdens het aantrekken van jas per ongeluk tegen mijn hand. De koffie vliegt uit de kop, over mijn mouw en op mijn witte katoenen tas.

In mijn ideale scenario gaat dit als volgt verder:
Ik:           Au! Hete koffie. Sh..., mijn tas en mouw,
Ander:    Oh wat vervelend, sorry!
Ik:           Ja heel vervelend  maar kan gebeuren!
Ander:    Zal ik even helpen schoonmaken?
Ik:           Dank voor je aanbod, maar ik loop zo wel even naar de wc voor een nat doekje.
Ander:    Ok, hier heb je mijn telefoonnummer voor als ik nog wat kan doen of voor als er
              iets beschadigd is.

Zo uitgebreid als ik het nu opschrijf hoeft natuurlijk niet, maar de intentie eronder lijkt me duidelijk: beide partijen erkennen de situatie en hun aanwezigheid en communiceren daarover op verwerkende manier.

Wat gebeurde er in werkelijkheid?
Ik:                 Oeps!
De ander:    Kijkt op, ziet wat er gebeurt, draait zich om en trekt jas verder aan.
Ik:                 Kan gebeuren maar het doet wel een beetje pijn’ tegen niemand in het bijzonder.
Een ander: Gaat het?
De ander:   Loopt zonder iets te zeggen naar buiten.

Wat doet het meeste pijn?
A: de hete koffie, B: de vernielde tas, C: de stinkende mouw of D: het negeren van mij en de situatie? Heel goed, het antwoord is D.
Door de negerende houding van de dader (ja zo ga ik de ander nu noemen), heb ik meer dan koffieschade alleen. Ik voel mij ook nog eens eenzaam en alleen, want ik ben degene die nu in de wc staat om me te ontdoen van koffievlekken terwijl alle anderen, inclusief dader, al heel leuk en gezellig naar buiten zijn gewandeld voor de buitenactiviteit. Bovendien ben ik nu vies en zij niet en heb ik het gevoel dat ik –onterecht!- als onhandig wordt gekenmerkt! Waarom zegt zo iemand niet gewoon even sorry?

Wie is het slachtoffer en wie de dader?
Achteraf analyserend vermoed ik dat de ‘dader’ in haar beleving zelf juist het slachtoffer was, want, verzin ik: ‘voor het eerst op een bijeenkomst waar zij niemand kende, er ook niet zo veel zin in had, maar ja, je was nou eenmaal onderdeel van de groep en dan moest je zo nu en dan je hoofd laten zien terwijl ze er eigenlijk helemaal geen zin in had en wel betere/leukere dingen te doen had; en dan staat er ook nog een vrouw in de weg met nota bene een kop koffie vlak achter haar, terwijl zij net haar jas aan stond te doen. Die vrouw met die koffie had sorry moeten zeggen!’.

De strijd om wie er sorry moet zeggen!
Dit heb ik eerder meegemaakt, denk ik geschokt, poetsend aan tas en mouw want koffie in je kleren gaat zo stinken. In gedachten sta ik weer in de badkamer van een hotelkamer, tanden te poetsen. Als ik klaar ben richt ik me op en draai me om. Terwijl ik dat doe, bots ik tegen de arm van mijn man die daardoor de jus uit zijn glas gooit.

Zei ik toen sorry? Nee! Want ik was in de volstrekte overtuiging dat ik niets verkeerd had gedaan. In alle onschuld had ik me omgedraaid, net als die nare vrouw in het voorgaande voorbeeld. En als je onschuldig bent (wilt zijn) waarom zou je dan sorry zeggen? Mijn man had sorry moeten zeggen, dat hij in de badkamer met een glas jus zo vlak achter me stond, dat is pas stom. In onschuld waste ik mijn handen, hij in schuld, vond ik. Hij was slachtoffer en ook de dader in zijn eigen persoonlijke drama waar ik wezenlijk niets (feitelijk wel) mee te maken had, vond ik. We hadden nog lang strijd, strijd om de schuld. Wie van ons had sorry moeten zeggen? De strijd hield op omdat ik zei dat hij niet hoefde te verwachten dat ik ooit sorry ging zeggen voor iets wat ik  niet gedaan had.

Wat sorry zeggen al niet kan betekenen.
Blijkbaar zeggen we alleen sorry als we ons schuldig voelen. Als we iets hebben gedaan wat we niet hadden moeten doen volgens ons zelf, of als we iets deden dat buiten het verwachtingspatroon en de logica ligt.
Dat we betrokken zijn bij het leed van de ander, doet er op dit soort primaire reactiemomenten niet toe. De angst voor de schuld ligt altijd op de loer. Te bedenken dat bovenstaande alleen nog maar gaat over koffie en jus d’orange. Hele organisaties gaan intern ten onder aan de onderlinge strijd over schuld, oorlogen zijn gevoerd over de vraag wie slachtoffer/dader is in plaats van naar de feitelijke handelingen, oorzaken, problemen en oplossingen te kijken met aanwezigen. De gedachte: ‘als ik maar niet de schuld krijg’, zit diep in ons collectieve zijn verankerd’.

Verzachten van het ontstane leed.
Zie hier: een pleidooi voor sorry zeggen, ook als je je onschuldig voelt maar ziet dat de ander leed heeft ondervonden door jouw gedrag, hoe goed en legitiem dat gedrag ook was en hoe onschuldig je je ook voelt. Is dit niet ook de weg naar verbinding, harmonie en vrede? Een simpel woord: sorry. Geen daden, geen plannen, geen analyses, geen geprakkizeer (alterego Toos Hobbema red.) maar een woord: sorry. Hoe simpel kan het zijn.

Opvoeding
Terwijl ik mijn kinderen leer om sorry te zeggen als ze iets doen dat de ander schaadt, ook als dat per ongeluk is gebeurd ja!, besef ik me dat ik zelf nog een lesje te leren heb. Om het denken in slachtoffer en dader, schuld en onschuld, en de daarmee gepaard gaande strijd over de rolverdeling tussen grote mensen in een drama los te laten.

Voorkeursrol
In het drama zijn we blijkbaar allemaal liever het slachtoffer dan de dader. Door sorry te zeggen denken we de verdenking van het daderschap op ons te laden. Niets is minder waar.
Als volwassene kunnen we sorry zeggen ook als we menen niets gedaan te hebben.
Sorry zeggen is niet de schuld op je nemen maar de situatie betreuren en je eigen feitelijke aanwezigheid daarin erkennen. Je geeft de ander de gelegenheid te zeggen, 'ja het spijt mij ook', of 'het geeft niet hoor' of 'kunt u me even helpen'. Dan is niemand slachtoffer of dader, en wordt het aanwezige publiek niet klemgezet in de rol van rechter of helper.

Groot
Beide partijen kunnen sorry zeggen, het maakt niet uit wie de eerste is. Sterker, de eerste die sorry zegt is groot. De kwetsbaarheid om het te doen is ook groot, eerlijk is eerlijk, want de ander kan in plaats van: 'het spijt mij ook’, ook reageren met de opmerking: ‘ja eikel, had je maar uit je doppen moeten kijken’. De schuld wordt je alsnog in de schoenen geschoven. Dit aankunnen, daar moet je wel heel groot voor zijn.

‘Sorry hoor’ komt van het Engelse I’m sorry - het spijt me.
Waar zeg je precies sorry voor? Waar heb je spijt van? Wat is het precies dat je spijt? Ja, daar zit speelruimte om het gevoel van schuld te omzeilen! Bijvoorbeeld: Het spijt me dat
- we in een ongelukkige samenloop van omstandigheden terecht zijn gekomen;
- u dit is overkomen;
- ik u koffie net omgooi;
- u vlak achter me stond toen ik mijn jas aan wou doen;
- uw tas nu vernield is;
- u de rest van de dag naar koffie ruikt.

Zou het werken?
Goed samen werken en samen leven door af en toe gewoon 'sorry' te zeggen, of 'pardon', of 'o jee wat erg' of 'goh wat jammer'? Zou het werken?

Proberen?

donderdag 26 januari 2012

'Geachte vaklui en managers'. Van strijd naar samenwerking binnen de schijnbare tegenstelling.

We wisten al dat het managen van professionele processen een vak is, maar nu in de Volkskrantspecial ‘Fuck the manager’ van 28 januari gesproken wordt over een kloof tussen managers en vakmensen weten we het zeker. Ik lees onder andere dat er ‘sprake is van een botsing tussen de managersideologie van efficiëntie en schaalvergroting en de ideologie van de vaklui -zoals leraren, verpleegsters, programmamakers- van kwaliteit en menselijkheid’.

Het is duidelijk dat de manager hier de kwade genius of zondebok is. Het wij-zij denken in politiek en samenleving roeien we uit, maar in het praten over organisaties wordt de tegenstelling (die tussen management en vaklui) in het katern fijn van stal gehaald. Als leiderschap- en organisatieontwikkelaar raakt deze polarisering mij omdat professie en management uiteindelijk hetzelfde doel dienen.

Voormalig klooster werd steenfabriek en is nu in handen van kunstenaars – foto december 2011

De kreet ‘I hate business’, getekend door een kunstenaar in een voormalig klooster/steenfabriek, geeft in één oogopslag een kant van de kloof weer. Ik herinnerde mij door het lezen van deze kreet vooral mijn eigen kloofervaring, als marketeer in samenwerking met professionals in de kunstsector. Ik begaf mij toen aan de ‘andere’ kant en had toen wel eens momenten dat ik ‘I hate professionals’ op de muren wilde kalken.
Waarschijnlijk net als Van Bijsterveldt in de loopgravenoorlog met het onderwijsveld. Of zoals Rosenthal die -volgens columnist Grunberg- het volk het liefst zou willen afschaffen om een betere democratie te krijgen, zo wilde ik het liefst de professionals afschaffen om een effectievere en succesvollere organisatie te verkrijgen.

Opheffen van de tegenstelling. Leren leidinggeven aan organisatieprocessen gaat echter juist over het integreren van het zakelijke en het creatieve, van de bedrijfslogica en de bedrijfsspirit, van de efficiency en de inhoud.
Creativiteit en chaos roepen om structuur en zakelijkheid en andersom. Ze hebben elkaar nodig en succes is afhankelijk van de mate waarin een organisatie in staat is deze twee in zich te verenigen, zowel in de organisatiestructuur, als in de vaklui en in de managers.

P.s. Dit samenbrengen van tegenstellingen in organisaties introduceerde managementgoeroe Robert Quinn overigens al begin jaren tachtig van de vorige eeuw met zijn concurrerend waardenmodel voor organisaties en managementopleidingen. De boodschap is -vrij vertaald- om in samenwerking vooral geen bevolkings-, pardon, beroepsgroepen en hun waarden, uit te sluiten.

Managen van de waarden. De enige reden waarom mijn samenwerking met de vaklui niet in een felle wederzijdse tegenwerking uitliep, was mijn manager, die  boven de partijen stond en vanuit organisatieoogpunt mijn afdeling en de professionele afdeling aanstuurde op samenwerking binnen de organisatiedoelen.

Daarvan leerde ik dat de kloof alleen kan ontstaan als er managers zijn die slechts voor efficiëntie en winst gaan, en als er professionals zijn die alleen voor kwaliteit gaan en vasthouden aan de visie op hun vak.

Leren leidinggeven aan professionele stromen. Voorkomen van een kloof en de uitwerking van het kloofdenken effectueren, is de taak van de leider die professionele processen managet. Het en-en denken is hier de truc want eenmaal in de loopgraven van het kloofdenken (‘jouw waarde of de mijne’) is het moeilijk samenwerken.
Door met managers te spreken over ‘professional zijn’ en ‘manager van professionals zijn’, leerde ik veel over de kloof en vooral over de kloof in mij. De kloof die uiteindelijk gaat over inspiratie aan de ene kant en doelmatigheid aan de andere kant.